Het Gedicht |
![]() |
Toen de Grauwe Beer uit Zaandam ging verdwijnen schreef de Zaanse schrijver Willem Buijs in 1890 het volgende gedicht, waaruit blijkt dat men de molen toch niet graag zag verdwijnen. Hij publiceerde het in zijn boek 'De windmolens van de Zaanstreek:
Bijna drie eeuwen heb ik hier gestaan,
Ik was de eerste bovenkruyer aan de Zaan, In 1604 ging mij, Dirk Sijbrandsz, bouwen, Wat mocht ik in dien tijd niet om mij heen aanschouwen. Ik zag een eeuw na mijne stichting, 1708, hier 't molental tot een half duizend zaamgebracht. Ik zag hetzelfde jaar 300 schepen maken; Hier om en bij mij heen, herrezen steeds de daken Van kerken hecht en sterk, huizen sierlijk schoon, Tot nog in dezen tijd spreidt men die pracht ten toon. Ik zag, hoe Rusland's Keizer hier de bijl hanteerde. En in eenvoudigheid het schepenmaken leerde. Ik zag de Overtoom alhier te West-Zaandam, Waarover 't schip van hier in ruimer water kwam. Ik zag, hoe in een jaar één honderd twaalf schepen, Een groote voorraad traan uit Groenland kwamen sleepen. Ik zag de groote vreugd na 80-jarige strijd. Om vrijheid van geloof, door vrede nu bevrijd. Ik zag, door dwing'landij, de welvaart aan het kwijnen, Een Corsicaan deed hier de vrijheid gansch verdwijnen. Wel maakte hij van Oost- en West-Zaandam een stad, Daar ieder dorp alhier haar eigen rechten had. Ik zag een zwaren vloed hier alles overstromen, Ik zag weer hoe daarna de handel is toegenomen, en d'ondernemingsgeest weer welvaart bracht in het land. Ik zag vóór 60 jaar een schoorsteen reeds verrijzen Voor stoom, in 't dorp Westzaan, door handel zeer te prijken Ik zag ook dra een stoomboot varen in de Zaan, en vóór twee tiental jaren hier d'ijz're baan (1870) waarlangs het stoomros zwoegt, met bliksemende wielen, Een sleep metalen tenten volgt hem op de hielen. Ik zag een tweede spoor door Hollands rijke streek, (1885) Met bruggen van graniet, op Zaan, en vaart en beek. Ik zag dicht bij mij langs de palen en de draden Der telephoon, ik zag hoe hier de paden en wegen zijn verbreed, de sloten drooggemaakt, en menig schoorsteen die zijn zwarte rookwolk uitbraakt. Ik zag de Oceaan zich met Zaandam verbinden, Door 't kunstig zeekanaal. Mij drijft met alle winden En door den stoom naar hier het grote zeekasteel tot binnen deze stad, mij dunkt dat zegt toch veel. Ik zag vóór dertig jaar een gasfabriek hier maken Ik zie het nu heel wrak, een nieuw zie ik weer maken. 'k Zag zelfs een brug der hoop hier bouwen aan mijn zij, voor velen tot gerijf, ook zie ik hier nog bij: Een achtbaar heer liet hier een schoon plantsoen verrijzen Een park voor 't volk, door ieder aan te prijzen. Ik zag een werkhuis voor het arme huisgezin, Door burgers zaamgebracht met ware menschenzin. En nu, mijn lief Zaandam, nu ga ik U verlaten, Nooit zal ik wederzien uw frissche ruime straten, Uw fraaie huizen, uw fabrieken, wijd vermaard, Misschien verdwijn ik wel heel spoedig van deez' aard. 'k Ga nu naar Limburg toe om daar wat meel te malen, uit Venlo's environs komt men van hier mij halen. Misschien krijg ik wel gauw een heete doppensteen, Die 'n einde maken zal aan al mijn droef geween. Vaarwel mijn lieve Zaan. Vaarwel mijn metgezellen, Blijft gij hier nog wat staan? Dan kunt gij nog vertellen: Hoe eens de Grauwe Beer veel lieden hielp aan brood, Misschien word ik door het vuur des doppensteens gedood. Vaarwel dan Zaanstreek. Ja! Vaarwel gij geele duinen. Ik zag, nog deze week, voor 't laatst Uw geele kruinen Vaarwel, mijn buurman Kooker, tot mijn groot verdriet, Ga ik doen, wat gij doet, vergeet Uw buurman niet. |
Laatst aangepast op donderdag 28 november 2013 18:14 |